Niger wordt sinds 2015 geconfronteerd met een reeks veiligheidsuitdagingen: in de regio Tillabéri in het westen zijn er opstanden door Islamic State of Sahel Province (ISSP) langs de grens met Mali en door het aan Al Qaeda gelieerde Jama'at Nusratul Islam wal Muslimin (JNIM) langs de grens met Burkina Faso, terwijl de zuidoostelijke regio Diffa wordt getroffen door de activiteiten van Islamic State West Africa Province (ISWAP) en Boko Haram. In de centrale regio Tahoua is naast de opstand van ISSP en JNIM eveneens sprake van banditisme. In Maradi, langs de zuidgrens met Nigeria, zijn georganiseerde bendes actief. De regio Agadez, rijk aan smokkelroutes, heeft een overvloed aan gewapende groepen aangetrokken, waaronder rebellen, drugshandelaren en criminele bendes.
Op 26 juli 2023 pleegt de presidentiële garde een staatsgreep in Niger. De jihadisten profiteren van de grotere bewegingsvrijheid in de marge van deze politieke ontwikkelingen en voeren hun activiteiten op, in de eerste plaats in de regio Tillabéri. Ze slagen erin om grotere en dodelijkere aanvallen uit te voeren op veiligheidsdiensten en burgers.
Voor de periode van 1 januari tot 30 augustus 2024 registreert het Armed Conflict Location & Event Data Project (ACLED) 323 incidenten in Niger met 1.295 dodelijke slachtoffers. Het aantal dodelijke slachtoffers is verdubbeld in vergelijking met het aantal door ACLED geregistreerde slachtoffers in dezelfde periode een jaar eerder (311 incidenten met 618 doden januari-augustus 2023).
Bijna de helft (45,5 %) van het totale aantal geregistreerde geweldsincidenten heeft burgers als doelwit (civilian targeting), met 324 burgerdoden tot gevolg. ACLED-gegevens tonen aan dat tijdens de onderzoeksperiode jihadistische groeperingen (ISSP, JNIM, ISWAP en Jamatu Ahli is-Sunnah lid-Dawatai wal-Jihad (JAS)) het grootste aandeel hebben in het gerichte geweld tegen burgers. Daarnaast zijn ook ongeïdentificeerde milities en gewapende groepen, uit Niger en Nigeria, in grote mate verantwoordelijk voor geweld dat burgers treft, vooral in de regio’s Maradi en Dosso.
De regio’s die het meest getroffen zijn door geweld, zijn Tillabéri (Téra, Torodi, Gotheye, Abala, Ayuerou en Say), Diffa (Diffa, N'Guigmi en Bosso) en Maradi (Madarounfa). De islamistische opstand in Niger is in essentie een rurale opstand, met groepen als JNIM en ISSP die controle in landelijke gebieden uitoefenen, terwijl de staat de controle over de steden behoudt. Jihadisten opereren tot op vijftien kilometer van de hoofdstad. Deze nabijheid van gewapende groepen uit zich niet in een stijging van het aantal geweldsincidenten in Niamey.
Eind juli 2024 telt Niger volgens het United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) telt 507.438 ontheemden (internally displaced persons, IDP’s), een stijging van 25 % ten opzichte van het voorgaande jaar. De regio Tillabéri herbergt het grootste aantal IDP’s (223.950), gevolgd door Diffa (169.621) en Tahoua (81.142).
Op het platteland van Niger hebben de jihadisten hun aanwezigheid verankerd. Hun regels en acties hebben een onevenredige impact op vrouwen. Geweld is de belangrijkste factor voor voedselonzekerheid in Niger, doordat mensen hun levensonderhoud verliezen na ontheemding en doordat bewegingsbeperkingen de toegang tot voedsel hinderen. Het geweld hindert ook de levering van humanitaire hulp, al werpen ook de door de overheid genomen veiligheidsmaatregelen drempels op. De sancties opgelegd door de Economic Community of West African States (ECOWAS) na de coup van juli 2023 hebben de Nigerese economie ernstig geschaad. Bij het afsluiten van dit onderzoek heeft de opheffing van de sancties vooralsnog niet de verwachte effecten op de hervatting van de economische activiteiten en de grensoverschrijdende handel.
Politique de traitement
La politique définie par le commissaire général se fonde sur une analyse approfondie d’informations récentes et détaillées sur la situation générale dans le pays. Ces informations ont été recueillies de manière professionnelle auprès de diverses sources objectives, dont l’Agence de l’Union européenne pour l’asile (AUEA), le Haut-Commissariat aux réfugiés des Nations unies (HCR), des organisations internationales de défense des droits de l’homme, des organisations non gouvernementales, ainsi que la littérature spécialisée et les médias. Pour définir sa politique, le commissaire général ne se fonde donc pas exclusivement sur les COI Focus publiés sur le site du CGRA, qui ne traitent que de certains aspects particuliers de la situation du pays. Le fait qu’un COI Focus date d’un certain temps déjà ne signifie donc pas que la politique menée par le commissaire général ne soit plus d’actualité.
Pour examiner une demande d’asile, le commissaire général tient non seulement compte de la situation objective dans le pays d’origine à la date de la décision mais également de la situation individuelle et des circonstances personnelles du demandeur. Chaque demande d’asile est examinée au cas par cas. Le demandeur d’asile doit montrer de manière suffisamment concrète qu’il éprouve une crainte fondée de persécution ou court un risque réel d’atteintes graves. Il ne peut donc se contenter de renvoyer à la situation générale dans son pays mais doit également présenter des faits concrets et crédibles le concernant personnellement.
Pour ce pays, il n’y a pas de note de politique de traitement disponible sur le site Internet du CGRA.