Deze COI Focus maakt een stand van zaken op over de veiligheidssituatie in de regionale staat Oromia in Ethiopië.
Dit rapport bouwt verder op de gelijknamige COI Focus van 15 februari 2022. Anders dan voorgaande COI Focus gaat dit rapport niet in op de demografische context van de regio, ook gaat het niet uitgebreid in op de politieke ontwikkelingen in de periode volgend op het aantreden van premier Abiy Ahmed. Dit rapport beperkt zich tot de gewapende opstand van het Oromo Liberation Army (OLA), en focust daarbij op de periode vanaf het Cessation of Hositilities Agreement (CoHA) dat begin november 2022 een einde maakt aan de oorlog in Tigray tot februari 2024.
Het onderzoek werd afgesloten op 11 maart 2024.
Het geweld in Oromia laait in 2019 op na het mislukken van de verzoeningsovereenkomst tussen het OLF de Ethiopische overheid. In oktober 2018 weigert een militair contingent te ontwapenen, en treedt naar voor als het OLA. Het OLA begint een opstand voor de zelfbeschikking van de Oromo in het westen en zuiden van Oromia.
De Tigray-oorlog (november 2020 – 2022) creëert een veiligheidsvacuüm dat door het OLA gebruikt wordt om de opstand uit te breiden. Na het vredesakkoord dat een einde brengt aan de oorlog in het noorden van het land, escaleren de vijandelijkheden tussen het OLA en de regeringstroepen in Oromia. Twee onderhandelingsrondes tussen vertegenwoordigers van het OLA en de Ethiopische regering, een eerste eind april/begin mei 2023 en een tweede in november 2023, blijven zonder resultaat. Tweemaal stijgt het geweldsniveau in de weken na het uiteengaan van de onderhandelaars, waarbij de conflictpartijen hun operaties opvoeren in een poging hun respectievelijke onderhandelingsposities te versterken bij toekomstige gesprekken. Daarnaast voeren gewapende groepen hun aanvallen tegen burgers op en is er sprake van een stijging van het aantal ontvoeringen tegen losgeld.
Na de mislukte onderhandelingen doet zich vanaf begin mei 2023 een geografische verschuiving van het conflict voor van de plattelandsgebieden in het westen van Oromia naar gebieden in centraal Oromia. Bij het afsluiten van deze COI Focus vindt het geweld hoofdzakelijk plaats in Oost-, West-, Noord- en Zuidwest-Shewa, alsook in Kelem-, West-, Oost- en Horo Guduru-Wollega.
Het conflict wordt gekenmerkt door de betrokkenheid van een brede waaier aan gewapende actoren. Naast de federale strijdkrachten (leger en politie) en de regionale politie zijn er in beide zones moeilijk te identificeren actoren, waaronder OLA-splintergroepen, lokale Oromomilities en etnische milities uit Amhara en Benishangul-Gumuz, evenals gewapende groepen burgers die vaak bestaan uit lokale boeren en jongeren. Burgers bewapenen zich met het oog op zelverdediging.
Voor de periode van 1 november 2022 tot en met 31 januari 2024 codeert ACLED 787 incidenten in Oromia. Daarvan beschouwt ACLED 389 incidenten als battles, 26 als explosions/remote violence en 363 als violence against civilians. ACLED registreert bij dit geweld 2.475 dodelijke slachtoffers. In augustus 2023 geeft ACLED aan dat vanwege de beperkte beschikbaarheid van informatiekanalen in Ethiopië het waarschijnlijk is dat niet alle geweldsincidenten zijn gerapporteerd.
ACLED beschouwt 374 incidenten als gericht tegen burgers, hierbij vallen 1.004 burgerdoden. Zowel regeringstroepen, het OLA als andere gewapende groepen begaan bloedbaden. Burgers worden slachtoffer van buitengerechtelijke executies door regeringstroepen louter op verdenking van lidmaatschap, sympathie of het verstrekken van materiaal en informatie aan het OLA. Het OLA maakt zich op haar beurt schuldig aan het aanvallen, ontvoeren en doden van Amharaburgers en regeringsfunctionarissen en personen met (vermeende) banden met de overheid. De overheid voert ook het aantal droneaanvallen in de regio op, wat leidt tot bugerdoden. Daarnaast worden regeringstroepen beschuldigd van willekeurige arrestaties en langdurige detenties van burgers.
Bronnen schatten het aantal IDP’s in Oromia tussen een en anderhalf miljoen. Personen in IDP-kampen verkeren in een ernstige humanitaire crisis.
Grote delen van Oromia staan onder het bestuur van gemilitariseerde commandoposten ongeacht of er wetgeving inzake de noodtoestand van kracht is. Er is enkel telecommunicatie in de steden en het internet is zeer beperkt. De toegang van de bevolking tot essentiële diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg of water en sanitaire voorzieningen is doorheen de voorgaande jaren sterk aangetast door geweld en de vernietiging van de bestaande infrastructuur. De politieke onzekerheid draagt rechtstreekts bij aan de voedselonzekerheid. Het conflict draagt bij tot de politisering en militarisering van alle aspecten van het leven van de burgerbevolking.
Politique de traitement
La politique définie par le commissaire général se fonde sur une analyse approfondie d’informations récentes et détaillées sur la situation générale dans le pays. Ces informations ont été recueillies de manière professionnelle auprès de diverses sources objectives, dont l’Agence de l’Union européenne pour l’asile (AUEA), le Haut-Commissariat aux réfugiés des Nations unies (HCR), des organisations internationales de défense des droits de l’homme, des organisations non gouvernementales, ainsi que la littérature spécialisée et les médias. Pour définir sa politique, le commissaire général ne se fonde donc pas exclusivement sur les COI Focus publiés sur le site du CGRA, qui ne traitent que de certains aspects particuliers de la situation du pays. Le fait qu’un COI Focus date d’un certain temps déjà ne signifie donc pas que la politique menée par le commissaire général ne soit plus d’actualité.
Pour examiner une demande d’asile, le commissaire général tient non seulement compte de la situation objective dans le pays d’origine à la date de la décision mais également de la situation individuelle et des circonstances personnelles du demandeur. Chaque demande d’asile est examinée au cas par cas. Le demandeur d’asile doit montrer de manière suffisamment concrète qu’il éprouve une crainte fondée de persécution ou court un risque réel d’atteintes graves. Il ne peut donc se contenter de renvoyer à la situation générale dans son pays mais doit également présenter des faits concrets et crédibles le concernant personnellement.
Pour ce pays, il n’y a pas une note de politique de traitement disponible sur le site Internet du CGRA.